Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) is een keurmerk voor woningen die voldoen aan de eisen op het gebied van inbraakpreventie en sociale veiligheid. Een inbreker heeft langer de tijd nodig om binnen te komen in een woning die is beveiligd volgens de eisen van het Politiekeurmerk.
De voordelen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW)
Inbreken in een slecht beveiligde woning kost vaak maar 30 seconden. Een inbreker bedenkt zich wel twee keer voor hij een woning met Politiekeurmerk probeert te betreden. De PKVW-maatregelen zijn van groot belang voor de veiligheid en de veiligheidsbeleving. Beveiligingsmaatregelen, zoals gecertificeerd hang-en-sluitwerk, goede verlichting en overzicht in de straat, verkleinen de kans dat een inbreker toeslaat in de woning.
- De kans op een geslaagde inbraak neemt af tot wel 80%
- De complete beveiliging van je woning wordt nagelopen, ook brandveiligheid en verlichting in en om de woning
- Korting op de inboedelverzekering bij meerdere verzekeraars
- Een erkende en betrouwbare PKVW-expert adviseert en voert de beveiligingsmaatregelen uit
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor de VVE
De appartement eigenaren samen met de buren zijn verantwoordelijk voor het onderhoud en de veiligheid van het gebouw. Dit gebeurt via de Vereniging van Eigenaren (VvE), waar alle appartementseigenaren verplicht lid van zijn.
Verlichting eisen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW)
KAVELS
K1 | Verlichting openbaar toegankelijke buitenruimte
Verlichting op parkeerterreinen bij een woongebouw en naastgelegen gebieden heeft gedurende de periode waarvoor het Politiekeurmerk Veilig Wonen wordt afgegeven altijd – gemeten op het wegdek – een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 2 lux (Egem), met 0,40 lux (Emin), met een gelijkmatigheid van minimaal 0,20 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
K2 | Parkeren in de open lucht nabij Woningen
Voor de verlichting van parkeerterreinen, zie eis K1.
6. Bij een mix tussen parkeren in de open lucht en op een overdekte locatie gelden de volgende voorwaarden:
• op vrijwel iedere parkeerplaats is zicht vanuit tenminste 2 woningen;
• op een terrein van maximaal 25 overdekte parkeerplaatsen is de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van het overdekte deel – gemeten op het wegdek – minimaal 20 lux (Em), met een kleurweergave van minimaal 70 (Ra) en een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh;
• op een terrein van meer dan 25 overdekte parkeerplaatsen is de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van het overdekte deel – gemeten op het wegdek – minimaal 40 lux (Em), met een kleurweergave van minimaal 70 (Ra) en een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh. Als er geen zicht is vanuit tenminste 2 woningen op vrijwel iedere parkeerplaats, geldt eis G9.
K3 | Binnenterreinen
5. Paden op een binnenterrein zijn voorzien van (openbare) verlichting die:
• een kleurweergave heeft van minimaal 70 (Ra).
• een lichtpuntafstand heeft van maximaal 6 keer de lichtpunthoogte. Of de verlichting heeft een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 2 lux (Em) en een gelijkmatigheid van minimaal 0,15 Uh.
6. Verlichting wordt altijd door middel van schemerschakeling ingeschakeld.
7. Verlichting wordt niet gehinderd door openbaar groen (met name bomen).
K4 | Achterpaden
4. Het achterpad is voorzien van (openbare) verlichting met een kleurweergave van minimaal 70 (Ra) en 1 van de 3 volgende voorwaarden:
• de (openbare) verlichting heeft een lichtpuntafstand van maximaal 6 keer de lichtpunthoogte;
• bij aanwezigheid van voldoende bergingen, is de verlichting aangebracht aan elke berging in de tuin. Hierbij geldt dat de verlichting zo hoog mogelijk (minimaal 2 meter vanaf het maaiveld) en zo dicht mogelijk (maar met een maximale afstand van 0,3 meter) bij de grens van het achterpad is aangebracht, met een maximale onderlinge afstand van 12 meter;
• de (openbare) verlichting heeft een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 2 lux (Em) en een gelijkmatigheid van minimaal 0,15 Uh.
5. Verlichting wordt altijd door middel van schemerschakeling ingeschakeld.
K5 | Complex van bergingen, schuren of privégarages: situering en verlichting
2. Het gebied is voorzien van (openbare) verlichting conform eis K1 met een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
4. Indien een concentratie van bergingen uitkomt op een achterpad, dan kan verlichting conform K4 aangebracht worden.
GEBOUW
G2 | Woongebouw: onderdoorgang
2. Onderdoorgangen hebben ‘s avonds en ‘s nachts – gemeten op het wegdek – een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 15 lux (Em), een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra);
G3 | Hoofdingang woongebouw
3. Als de nis niet aan de minimale maatvoering voldoet, is hier – gemeten op de vloer – een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 15 lux (Em), met een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
4. De hoofdingang is binnen voorzien van verlichting. Binnen is – gemeten op de vloer – een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 40 lux (Em), met een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
5. De verlichting buiten bestaat uit minimaal 2 lichtpunten. Deze zijn zo aangebracht, dat de hoofdingang vanuit het openbare gebied goed zichtbaar is, inclusief de postbussen. De kleurweergave is buiten minimaal 70 (Ra). Verlichting van binnenuit is onder voorwaarden toegestaan (zie toelichting).
G4 | Toegangsdeuren
Bij toegangsdeuren die uitkomen in het semiopenbare gebied en bij nooddeuren in de buitengevel is buitenverlichting met schemerschakeling aanwezig, met een kleurweergavevan minimaal 70 (Ra). De afstand tussen de verlichtingsarmatuur en de toegangsdeur is maximaal 7,5 meter.
G5 | Verlichting gemeenschappelijke
Er is sprake van heldere, niet-verblindende en gelijkmatige verlichting over de hele oppervlakte van de ruimte met – gemeten op de vloer – een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 20 lux (Em), een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
2. Voor woningentrees aan buitengalerijen geldt dat bij elke voordeur een verlichtingsarmatuur is aangebracht. Bij een grotere onderlinge afstand dan 15 meter, is een extra verlichtingsarmatuur vereist. De kleurweergave is minimaal 70 (Ra).
3. Dimmen of uitschakelen in collectieve bergingencomplexen (G6), collectieve stallingen (G10) of noodtrappenhuizen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
• de ruimte wordt constant verlicht conform de eis over een minimale lengte van 7,5 meter na de toegangsdeur van het compartiment. Buiten deze afstand is dimmen of uitschakelen toegestaan;
• bij het betreden van de betreffende ruimte schakelt de verlichting minimaal per zone van 15 meter automatisch naar het vereiste niveau van verlichting. Deze blijft dan minimaal 10 minuten branden met de maximale sterkte conform de eis.
4. Dimmen in een parkeergarage behorend bij een kleinschalig woongebouw met maximaal 25 parkeerplaatsen is toegestaan tot een niveau van minimaal 2 lux (Em), een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra). Bij grotere parkeergarages bij een woongebouw is dimmen toegestaan tot een niveau van minimaal 4 lux (Em), een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra). Parkeergarages worden constant verlicht conform de eis over een minimale lengte van 7,5 meter na de toegangsdeur(en). Buiten deze afstand is dimmen toegestaan. Bij het betreden van de parkeergarage schakelt de verlichting minimaal per zone van 15 meter automatisch naar het vereiste niveau van verlichting. Deze blijft dan minimaal 10 minuten branden met de maximale sterkte conform de eis.
5. Bij verlichting in containerruimten kan worden volstaan met een schakelaar aan de buitenzijde (indien er sprake is van een aangrenzende binnenruimte).
G6 | Collectief bergingencomplex:
Aan de buitenzijde van het gebouw is bij de toegangsdeuren tot bergingencomplexen buitenverlichting met een kleurweergave van minimaal 70 (Ra) aangebracht binnen 7,5 meter van die deur.
6. Als de toegangsdeur onder het maaiveldniveau ligt, is er bij de deur een verlichtingsarmatuur geplaatst, werkend op een schemerschakelaar. Als vanaf het maaiveld de looproute naar deze toegangsdeur langer is dan 7,5 meter, moet er om de 7,5 meter een verlichtingsarmatuur met schemerschakelaar worden aangebracht.
8. Verlichting in het bergingencomplex voldoet aan eis G5.
G9 | Parkeergarage behorend bij een complex van woningen
2. Wanneer de bewoners door een openbaar gedeelte van de parkeergarage moeten om bij het woongebouw of het afgesloten parkeergedeelte van de bewoners te komen, moet het openbare deel van de parkeergarage voldoen aan:
• parkeervakken en rijstroken zijn verlicht met een verlichtingssterkte van gemiddeld minimaal 75 lux (Em), een gelijkmatigheid van 0,50 Uh en een kleurweergave van tenminste 70 (Ra);
• er is een goede afsluiting na sluitingstijd en een afscherming van alle buitenopeningen.
6. Er is heldere, niet-verblindende en gelijkmatige verlichting over de hele oppervlakte van de ruimte met – gemeten op de vloer – een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte van minimaal 40 lux (Em), met een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
7. Bij kleinschalige woongebouwen (maximaal 25 parkeerplaatsen) is de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte in de bijbehorende parkeergarage – op de vloer gemeten – minimaal 20 lux (Em), met een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
8. Zie eis G5 voor dimmen in de parkeergarage. Uitschakelen van verlichting is niet toegestaan.
9. Bij de in- en/of uitritten van parkeergarages is buitenverlichting aangebracht die voldoetaan eis G4. Als de in- en/of uitgangen van de parkeergarages beneden het maaiveld liggen, is het verlichtingsniveau – gemeten op de vloer – minimaal 15 lux (Em), met een gelijkmatigheid van minimaal 0,30 Uh en een kleurweergave van minimaal 70 (Ra).
G10 | Collectieve (fietsen)stalling
10. De toegang tot stallingen vanaf het openbare gebied ligt op maaiveldniveau in het zicht vanuit de openbare ruimte. Bij toegangsdeuren in de buitenschil is binnen 7,5 meter een verlichtingsarmatuur aangebracht met een kleurweergave van minimaal 70 (Ra). Als de toegangsdeur van de stalling onder het maaiveldniveau ligt, is er bij de deur een verlichtingsarmatuur geplaatst, werkend op een schemerschakelaar. Als vanaf het maaiveld de looproute naar deze toegangsdeur langer is dan 7,5 meter, moet er om de 7,5 meter een verlichtingsarmatuur met schemerschakelaar worden aangebracht.
WONING
W2 | Deuren: zicht en verlichting
7. Er is een verlichtingsarmatuur aangebracht bij alle overige bereikbare deuren aan de buitenkant van de woning.
8. Als meerdere deuren vanuit 1 punt aangelicht kunnen worden, is een centraal verlichtingsarmatuur binnen 7,5 meter voldoende. Een combinatie met een verlichtingsarmatuur op de berging of garage is ook mogelijk.
Bron:
https://www.politiekeurmerk.nl